De WRR op bezoek bij de OESO
Eén van de projecten waar de WRR aan werkt is ‘Nederland in een vergrijzende wereld’. Dit project onderzoekt de implicaties van de wereldwijde vergrijzing van de bevolking voor de structuur van de Nederlandse economie, arbeidsmarkt, macrobeleid en pensioenen. Zoals bij elk project worden er in de verkennende fase veel data en inzichten verzameld, wat leidde tot een werkbezoek van de projectgroep aan de OESO in Parijs. We spreken met onderzoeker Gijsbert Werner en stagiair-onderzoeker Floor Goris over dit bezoek: wat was de precieze achtergrond, hoe is het verlopen en wat leverde het op?
De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) richt zich op het verbeteren van de economische samenwerking tussen landen. De organisatie is ooit opgericht om te helpen bij het Marshallplan voor de wederopbouw van Europa na de Tweede Wereldoorlog. Tegenwoordig richten de 38 aangesloten landen zich op het aanpakken van gezamenlijke problemen en afstemming van internationaal beleid.
Waarom wilden jullie met de OESO spreken?
Werner: De OESO heeft twee hoofdfuncties: een politieke tak, die internationale standaarden en afspraken vaststelt, en een onderzoeks- en adviestak. Daarin worden onder andere statistische gegevens verzameld en geïnterpreteerd. De onderzoekstak, enigszins vergelijkbaar met onze CBS en CPB, vergelijkt data en cijfers tussen de aangesloten landen. Daardoor is de OESO ook een autoriteit op het gebied van pensioenen en van vergrijzing in het algemeen.
Goris: Van de data en inzichten van de OESO kunnen we veel leren over de impact van de wereldwijde vergrijzing op Nederland. We hebben dan ook veel data van de OESO geanalyseerd. En daar hadden we, eigenlijk heel simpel, nog vragen bij. De OESO was meer dan bereid om die te beantwoorden. We hebben daarom gevraagd of we konden langskomen in Parijs.
Hoe is het bezoek verlopen?
Goris: Het bezoek is voorbereid door de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de OESO, en dat hebben ze uitstekend gedaan. Zij hadden een reeks sessies georganiseerd met onderzoekers van de OESO over pensioenen en vergrijzing. Naast sessies over de pensioenstelsels en de houdbaarheid ervan was er een sessie over jongeren en vergrijzing: wat betekent het om op te groeien in een steeds grijzere samenleving? Een andere ging over veranderende handelspatronen als gevolg van de vergrijzing; wat zijn de gevolgen voor de handel als er minder arbeidskrachten zijn? Daarmee samenhangend ging er ook een sessie over arbeidsmigratie: hoe gaat die veranderen naarmate landen meer gaan vergrijzen? Zoals we weten zijn er nu bijvoorbeeld veel Oost-Europese arbeidsmigranten, maar ook die landen zijn sterk aan het vergrijzen. Die stroom gaat zich dus waarschijnlijk verleggen naar andere herkomstlanden.
Werner: Al deze factoren zijn heel relevant voor ons project, waarin we de gevolgen in kaart brengen van vergrijzing in het buitenland voor onze eigen economie en arbeidsmarkt.
Wat leverde deze ontmoeting op?
Werner: Naast veel data, inzichten en interessante discussies zijn we nu ook aan het kijken of de OESO voor ons project een onderzoek kan opzetten naar veranderende handelspatronen door vergrijzing in het buitenland. En een leuke ‘bijvangst’ was dat de OESO ons om een bijdrage vroeg voor een seminar met de ambassadeurs van de lidstaten bij de OESO. Dus we hebben als WRR een presentatie gehouden over ons meest recente adviesrapport: ‘Rechtvaardigheid in klimaatbeleid’. Dat werd goed ontvangen. Dankzij de enthousiaste Poolse vertegenwoordiger hebben we er zelfs in een Poolse krant een artikel over kunnen publiceren, voor de WRR een primeur. Al met al dus een heel geslaagd bezoek!
Goris: We zien trouwens ook steeds meer hoe dit project aansluit op andere recente WRR rapporten, vooral ‘Europese variaties’. Ook zijn er raakvlakken met ons rapport over de arbeidsmarkt, ‘Het betere werk’ en met het rapport over de gezondheidszorg, ‘Kiezen voor houdbare zorg’.
Tot slot, kunnen jullie iets zeggen over waar het project nu staat?
Werner: We onderzoeken de houdbaarheid van de pensioenstelsels in verschillende Europese landen, en wat die door hun verschillen kunnen betekenen voor de verhoudingen tussen de lidstaten. We merkten dat daar nog weinig over wordt nagedacht, wat eigenlijk verrassend is. We zien dat veel landen het houdbaarheidsprobleem geleidelijk aanpakken door de pensioenen langzaam te versoberen, in plaats van de pensioenleeftijd bijvoorbeeld te verhogen. De vraag is of dat maatschappelijk en politiek houdbaar zal blijken, en wat het vervolgens zal beteken voor Nederland.
Goris: We zijn dus met ons adviesproject inmiddels al wat verder dan de verkennende fase. De analyse wordt steeds duidelijker, nu zijn we meer aan het nadenken over de handelingsperspectieven: wat kan Nederland doen om in te spelen op de ontwikkelingen. Dat is een spannende nieuwe fase van het project.