Minicollege van raadslid Mark Bovens over WRR-rapport Samenleven in verscheidenheid

In deze video geven raadslid Mark Bovens en staflid Roel Jennissen een minicollege (15 min.) over het WRR-rapport Samenleven in verscheidenheid. Beleid voor de migratiesamenleving

Titel: WRR ADVIESRAPPORT
Titel: Mark Bovens & Roel Jennissen
Titel: Samenleven in Verscheidenheid

Mark Bovens – Raadslid WRR
Dames en heren, de overheid moet een veel actiever beleid voeren om alle nieuwe migranten wegwijs te maken in onze samenleving.
Er moeten ontvangst en inburgering voorzieningen
komen voor alle migranten. Niet alleen voor asielmigranten en voor gezinsmigrantenmaar ook voor migranten uit de Europese unie en voor kennismigranten. De overheid moet daarnaast veel meer aandacht hebben
voor vraagstukken van samenleven en gemeenten spelen daarbij een sleutelrol. Dit zijn enkele centrale aanbevelingen uit
het rapport samenleven in verscheidenheid van de wetenschappelijke raad
voor het regeringsbeleid, de WRR. Mijn naam is Mark Bovens, ik ben raadslid bij de WRR. En in deze video zal ik laten
zien dat zo'n actief beleid nodig is, omdat de samenstelling van de bevolking van ons land snel verandert.
De overheid houdt te weinig rekening met die nieuwe realiteit. De grote verscheidenheid en vlottendheid onder migranten
maken het samenleven ingewikkelder, vooral in buurten in scholen en in verenigingen. Dat is met name een opgave voor gemeenten
en daarom besteden we in dit rapport en in deze video extra aandacht aan de gemeenten. Wat is er aan de hand?
De internationale migratie naar ons land is in de afgelopen decennia van
karakter veranderd. In de eerste plaats is er sprake van meer immigratie.
Vanaf de eeuwwisseling is de toename in de internationale immigratie naar
ons land versneld. In het afgelopen decennium is vrijwel elk jaar een record gevestigd. Vanaf 2010 ontving ons land jaarlijks meer
dan 150000 migranten en vanaf 2015 meer dan 200000. Dat betekent dat elk jaar arriveert het equivalent van de stad
Eindhoven. De verwachting is dat dit patroon zich zal voortzetten wanneer de covid-19 pandemie voorbij is. 

Op korte termijn zorgt de pandemie voor een afname in de internationale migratie, maar het CBS verwacht migratiepatronen op hun oude niveau komen als er een vaccin of een goede behandelingsmethoden beschikbaar is. Je zou kunnen zeggen dat Nederland in alle opzichten een migratiesamenleving is geworden. In ons land heeft bijna één op de vier
inwoners een migratie achtergrond en hun aandeel in de bevolking stijgt de komende jaren verder tot ongeveer eenderde in 2050. Migratie is ook van grote invloed op de bevolkingsgroei. Zonder immigratie zou de bevolking van ons land zijn gekrompen. En de verwachting is dat in de periode 2020-2050 de bevolking groeit met bijna 2 miljoen mensen. Die groei doet zich uitsluitend voor bij de inwoners met de migratie achtergrond. In de tweede plaats is er sprake van veel meer verscheidenheid naar herkomst. Migranten komen tegenwoordig uit alle delen van de wereld. En lang niet meer uit de klassieke migratie gebieden, zoals: Turkije, Marokko, Suriname of de Antillen. In de afgelopen tien jaar kwamen migranten uit een reeks van landen: uit de EU, uit Polen, Bulgarije Roemenië, maar ook uit Syrie, uit delen van de voormalige Sovjet unie, uit Eritrea , uit China en uit India. Uit de klassieke migratielanden, zoals Turkije en Marokko vertrokken in die periode meer mensen dan er binnenkwam. En het aandeel van de bevolking met immigratie achtergrond dat afkomstig is uit die die klassieke herkomstlanden daalde van 70 procent in 1998 naar 54 procent in 2018. Hierdoor neemt de verscheidenheid naar herkomst in ons land toe. In het beleid wordt daarintegen nog te veel een postkoloniaal en gastarbeiders perspectief gehanteerd. Waarin alleen aandacht is voor die klassieke groepen en de andere migranten worden gerangschikt onder overig westers of overig niet westers. En daardoor zien we niet hoezeer die overige groepen tegenwoordig het gezicht van de migratie naar ons land bepalen. En ook de verscheidenheid naar migratie motief en naar achtergrond is toegenomen. Onder de moderne migranten vinden we niet alleen laaggeschoolde arbeidsmigranten en asielzoekers maar we vinden ook heel veel kenniswerkers, studie migranten en gezinsmigranten. In de derde
plaats is er sprake van meer vlottendheid. Steeds meer migranten zijn passanten en vertrekken na een tijdelijk verblijf weer uit ons land. En het oude beeld dat de meeste migranten zich blijvend vestigen,klopt niet meer. Na vijf jaar is meer dan de helft van de migranten alweer vertrokken. Elk jaar vertrekt het equivalent van de stad Zoetermeer.In de vierde plaats is ook sprake van meer lokale variatie. De nieuwe migranten wonen niet in gelijke mate over ons land verspreid. Dat geldt trouwens evenzeer voor de klassieke migrantengroepen en hun kinderen. En de aanwezigheid van migranten beperkt zich allang niet meer tot de grote steden.  Naast de doorsnee Nederlandse gemeenten onderscheiden we in het rapport acht verschillende type gemeente. Mijn collega Roel Jennissen zal deze acht type nu aan u voorstellen.


Roel Jennissen – Onderzoeker WRR
Ik ben Roel Jennissen en ik werk als wetenschappelijk medewerker bij de WRR en ik zal deze acht gemeenten even kort toelichten. Ten eerste kennen we de zogenoemde de meerderheid-minderheden steden. Dit zijn de zeer diverse grote Hollandse steden: Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Hier heeft inmiddels de meerderheid van de bevolking een migratie achtergrond. De tweede groep die we onderscheiden zijn de voorsteden van deze steden, zoals: Diemen, Rijswijk of Capelle aan de IJssel. Ook deze steden zijn zeer divers heeft de meerderheid van de bevolking daar nog een Nederlandse achtergrond. De verscheidenheid neemt in deze gemeenten sneller toe dan in de minderheden-meerderheden steden. De derde groep zijn de grootstedelijke provincie gemeenten, zoals: Eindhoven Amersfoort en Leiden ook deze gemeente kennen en zeer hoge verscheidenheid maar het aandeel personen met een Nederlandse achtergrond is er een stuk groter dan in de drie grootste steden en hun voorsteden. Vaak is het zo dat bepaalde minderheidsgroep duidelijk groter is dan de andere, zoals personen met een Marokkaanse achtergrond in Utrecht of personen met een Turkse achtergrond in Arnhem. De vierde groep die onderscheiden zijn de zogenoemde expat gemeenten. Dit zijn de gemeenten met kennismigranten. Zij kennen een grote verscheidenheid naar herkomstlanden uit alle delen van de wereld. En er zijn echter in vergelijking met de andere herkomst groepen die zich in deze gemeente hebben gevestigd relatief weinig inwoners met een Turkse, Marokkaanse, Surinaamse of Antilliaanse achtergrond. Voorbeelden van dergelijke gemeenten zijn: Amstelveen, Wassenaar en Wageningen. In tuinbouw gemeenten, de vijfde groep die we onderscheiden, wonen veel personen met een Poolse en in mindere mate Bulgaarse achtergrond. Deze gemeenten warentot het einde van de vorige eeuw nog vrij homogeen qua bevolkingssamenstelling. Westland en Horst aan de Maas zijn gemeenten die tot deze groep behoren. Ook zijn de gemeenten die al langere tijd een grote minderheidsgroep binnen haar grenzen hebben. Waar de moderne migratie grotendeels aan voorbij is gegaan. Zij vormen een zesde groep die we de middelgrote gemeenten met een specifieke grote minderheidsgroep noemen.Voorbeelden van dergelijke gemeenten zijn: Gouda met haar omvangrijke Marokkaanse gemeenschap, Almelo met haar omvangrijke Turkse gemeenschap en Den Helder waar veel Antillianen wonen. Een zevende groep zijn de grens grensgemeenten, zoals Files, Kerkrade, Terneuzen of Baarle-Nassau. In deze gemeenten zijn het vooral inwoners met een Duitse of Belgische achtergrond die zorgen voor een hogere mate van verscheidenheid. Tenslotte onderscheiden we als achtste groep de gemeenten die veel homogener zijn dan de gemiddelde Nederlandse gemeenten. Voorbeeldenzijn Urk, Staphorst of Grootegast. In deze gemeenten heeft de overgrote meerderheid, meer dan 90 procent van de inwoners,een Nederlandse achtergrond.


Mark Bovens – Raadslid WRR
Wat zijn nu de gevolgen van die nieuwe migratiepatronen 
voor de Nederlandse samenleving? In het rapport laten we zien dat een grote verscheidenheid en vlottendheid het samenleven ingewikkelder maken. Vooral in buurten, in scholen en verenigingen. Hoe verscheidener en hoe vlottend de buurten te zijn, hoe groter de kans dat inwoners er zich minder thuisvoelen en zich vaker ongemakkelijk en onveilig voelen. Naarmate buurten verscheidener zijn, trekken mensen zich vaker achter de voordeur terug. Dat doet zich ook voor in de sociaal economisch sterke buurt en dat geldt niet alleen voor bewoners met een Nederlandse achtergrond, maar het geldt ook voor sommige groepen bewoners met de migratie achtergrond. Ook zien we dat de grote verscheidenheid en vlottendheid het samenleven op scholen en verenigingen ingewikkelder maken. Neem nu scholen. Op scholen met een grote verscheidenheid onder de leerlingen is extra professionaliteit nodig om het samenleven in goede banen te leiden. En voor scholen met een hoge mobiliteit onder migranten leerlingen is de in- en uitstroom vaak lastig voorspelbaar. Steeds vaker fungeren scholen als een soort doorgangshuis voor kinderen van kenniswerkers, EU arbeidsmigranten en vluchtelingen. Daarnaast is er ook blijvende aandacht nodig voor de arbeidsdeelname van migranten. Een deel van de migranten die naar Nederland komt, zoals kennismigranten, heeft een sterke positie op de arbeidsmarkt. Ook de arbeidsmigranten uit midden- en oost Europa hebben een hoge arbeidsparticipatie. Alleen hebben ze vaak flexibele en onzekere banen. Door veranderingen in de structuur van de economie of door recessies kunnen Ook zijn de groepen die een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Daarbij kun je denken aan asielmigranten en sommige groepen gezins migranten. Na een verblijf van acht jaar in Nederland heeft minder dan de helft van de asielmigranten een betaalde baan van meer dan acht uur per week. Wat betekent dit nou voor het overheidsbeleid? Er is een voortvarende aanpak van de overheid nodig om migratie in goede banen te leiden en het samenleven van alle burgers te bevorderen. Gemeenten spelen daarbij een sleutelrol en de Rijksoverheid moet gemeenten dan ook voldoende beleidsruimte en financiële middelen geven en moet ook rekeninghouden met de grote verschillen. Beleid voor de migratie samenleving kent drie centrale uitgangspunten wat ons betreft. In de eerste plaats van ad hoc naar structureel beleid. De overheid moet permanente voorzieningen treffen voor de ontvangst van nieuwe migranten en dat is vooraleen taak van gemeenten en regio's. Zij moeten meer permanente voorzieningen creëren die alle groepen migranten helpen om wegwijs te worden in de samenleving. Daarbij kan het helpen om bijvoorbeeld een lokaal of regionaal ontvangstcentrum te creëren voor alle migranten. Zo zou de gemeente bijvoorbeeld de huidige tamelijk explosieven expat centra kunnen omvormen tot een breder ontvangst centra die alle nieuwkomers wegwijs maken. In Canada bestaan er bijvoorbeeld door het hele land welkom centra voor nieuwkomers en het komt geregeld voor dat migranten meteen bij aankomst naar zo'n centrum gaan. Soms zelfs direct vanaf het vliegveld. Het zijn integrale centra waar elk type nieuwkomer welkom is. En ze voorzien nieuwkomers kosteloos van informatie en verwijzen hen door naar specifieke dienstverleners. Onderwerpen waarvoor migranten bij die centra terechtkomen, zijn onder andere: overheidsdocumenten, arbeidsmarkt, onderwijs, taalcursussen maar bijvoorbeeld ook vrijwilligerswerk. In de tweede plaats is er naast het klassieke integratiebeleid ook veel meer aandacht nodig voor samenleven. Gemeenten kunnen het samenleven in buurtenbevorderen door te zorgen voor een veilige en schone openbare ruimte. Daarnaast helpt het ook om een rijke sociale infrastructuur aan te bieden. Denk aan sportvelden, playgrounds, speeltuinen, buurtwinkels, bibliotheken of een wijkcentra. Al deze lichte voorzieningen versterken de sociale veerkracht en samenhang in een buurt. In zeer verscheiden omgeving zullen verenigingen ook steun van de gemeente nodig hebben. Dat kan bijvoorbeeld in de vorm van verenigingsmanagers. Ook moet de gemeente nadenken over alternatieve vormen van sportbeoefening. Je kan denken aan sportcompetities via scholen, wilde competities of lichte vormen van sportbeoefening, zoals bootcamps. De toegenomen verscheidenheid en vlottendheid vragen ook extra professionele competenties op scholen, in de zorg en in de sociale huisvesting. Op scholen bijvoorbeeld lijkt een interculturele benadering het beste te werken en bij te dragen aan culturele familiariteit. Als kinderen zich op school erkend en gezien worden, voelen ze zich meer thuis en presteren ze beter. En bij zo'n interculturele aanpak hoort ook dat er aandacht is voor de culturele achtergronden van de gevestigde groepen. Daarnaast blijft het ook heel belangrijk om aandacht te besteden aan de arbeidsmarktpositie van kwetsbare migrantengroepen.Migranten met een slechte arbeidsmarktpositie hebben baat bij programma's waarbij scholing op de werkplek plaatsvindt. Het gaat wel vaak om gemeentelijke waarvoor extra investeringen nodig zijn in een actief arbeidsmarktbeleid. Preventie is daarnaast ook van groot belang voor asielmigranten en voor arbeidsmigranten.Met name de arbeidsmigranten zijn nu werkzaam in het flexibele deel van de arbeidsmarkt en zullen vaak bij een recessie als eerste hun baan verliezen. Ook stellen we in het rapport dat de overheid veel meer werk moet maken van discriminatie op de arbeidsmarkt. Gemeenten vervullen daarbij een belangrijke rol, bijvoorbeeld: als normsteller, als werkgever of als handhaver. In het rapport stellen we dat in de toekomst arbeidsmigranten veel vaker van buiten de Europese Unie afkomstig zullen zijn. We adviseren de regering te onderzoeken of het mogelijk is om bij tewerkstellingsvergunningen voor werknemers van buiten de EU ook rekening te houden met de maatschappelijke kosten voor gemeenten en voor regio's. Denk aan kosten op het gebied van huisvesting, onderwijs en inburgering. En daarbij zou u ook kunnen kijken of die niet kunnen worden doorberekend aan de werkgevers. Het derde uitgangspunt voor beleid is dat er veel meer ruimte moet zijn voor de lokale variatie. Gemeenten spelen een sleutelrol in het beleid voor migratiesamenleving, maar tussen gemeenten bestaan grote verschillen. In sommige gemeenten is arbeidsdeelname het probleem, in andere huisvesting of sociale samenhang en in de grotere steden spelen in deze problemen vaak alle drie. In sommige domeinen zoals de toelating tot de arbeidsmarkt is het beleid de afgelopen jaren succesvol geweest. Maar op andere gebieden zoals de ontvangst van migranten, inburgering en het sociale domein staan gemeenten voor grote uitdagingen. Op veel van deze terreinen is in de afgelopen decennia bezuinigd en is veel expertise verdwenen.Die zal opnieuw moeten worden opgebouwd. Het is daarom van groot belang dat de Rijksoverheid de financiële en juridische voorwaarden schept op dat gemeenten hun sleutelrol kunnen waarmaken. Dames en heren, tot zover de beleidsagenda voor migratiesamenleving die de WRR in het rapport heeft neergelegd. Het is nu aan de gemeente om die beleidsagenda handen en voeten te geven. Dank u wel voor uw aandacht.

Logo WRR  

Beeldtekst: 14 december 202