Democratie en geweld. Probleemanalyse naar aanleiding van de gebeurtenissen in Amsterdam op 30 april 1980
Het is moeilijk vast te stellen of structurele factoren een rol speelden bij het massale geweld op 30 april 1980 in Amsterdam. Toch is herhaling van ongeregeldheden in de toekomst niet uit te sluiten. Dat schrijft de WRR in zijn rapport Democratie en geweld. Probleemanalyse naar aanleiding van de gebeurtenissen in Amsterdam op 30 april 1980 (rapport nr. 20, 1980).
Voorkomen nieuw geweld
In situaties van zinloos en onaanvaardbaar gedrag is het gewenst dat de overheid optreedt. Op deze manier kan ze serieus protest bovendien voldoende tot zijn recht laten komen. De WRR beveelt daarom aan de verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie, Commissaris der Koningin en burgemeester en tussen burgemeester, hoofdcommissaris van politie en openbaar ministerie duidelijker af te bakenen.
Achtergronden geweld
De raad onderscheidt in zijn rapport vier soorten geweld. Deze speelden mogelijk alle vier bij de ongeregeldheden op 30 april 1980 in Amsterdam. De spanningen op het gebied van huisvesting die in Amsterdam bestonden, zijn een mogelijke oorzaak voor het geweld. Het verschijnsel van ‘jeugdagressie’ en het milieu van de grote stad zijn andere factoren die een rol spelen bij ongeregeldheden.
De WRR bracht het rapport uit op verzoek van de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie.