Maak werk van grip
Bij het maken en uitvoeren van beleid moet de overheid meer redeneren vanuit het idee dat burgers grip op het leven nodig hebben, aldus de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in zijn recente rapport ‘Grip. Het maatschappelijk belang van persoonlijke controle’. Het rapport werd op 30 november aangeboden aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Karien van Gennip.
Will Tiemeijer (projectcoördinator) licht hieronder het rapport toe, dat past binnen een serie WRR-rapporten geïnspireerd op de gedragswetenschappen, zoals ‘Weten is nog geen doen. Een realistisch perspectief op redzaamheid’ uit 2017. Vanuit die gedragswetenschappelijke kant reflecteert prof. dr. Denise de Ridder (hoogleraar Psychologie aan de afdeling Sociale, Gezondheids- & Organisatiepsychologie van de Universiteit Utrecht, en directeur van het Self-Regulation Lab) op het Grip-rapport. Tom Radstaak (project-, proces- en omgevingsmanager en specialist op het gebied van interactieve beleids- en besluitvorming) zoomt in op de praktijkkant: hoe kan de overheid burgers dat gevoel van grip geven?
“Maatschappelijk onbehagen"
“Veel burgers – bijvoorbeeld jongeren en huishoudens met relatief lage inkomens – hebben te maken met grote onzekerheden en slechts een beperkte controle over hun bestaan. Zij beschikken daardoor over weinig mogelijkheden, middelen en rechten om bepaalde levensdoelen, zoals een prettige baan, een goed inkomen of een aangename leefomgeving, te realiseren,” vertelt Will Tiemeijer. “Die combinatie van onzekerheid en geen persoonlijke controle, ofwel grip, heeft allerlei negatieve effecten, zoals een slechtere gezondheid. Maar ze kan ook een bron van maatschappelijk onbehagen zijn, en samenhangen met beelden en overtuigingen die op gespannen voet staan met de democratische rechtsstaat. In ons rapport laten we zien dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen een gebrek aan grip en een gevoel van maatschappelijk onbehagen. Vandaar de ondertitel van het rapport. Maatschappelijk onbehagen heeft niet alleen te maken met hoe mensen de samenleving zien en ervaren, maar ook met een ervaren gebrek aan persoonlijke controle. Wil je dat maatschappelijk onbehagen doorbreken, zorg dan dat mensen meer grip op hun leven hebben, is daarom onze boodschap.”
State of the art
“Kenmerkend voor het rapport is dat het dicht zit op de state of the art van de gedragswetenschappen,” vervolgt hij. “Daarbij redeneren we vanuit het perspectief van de individuele burger, en kijken we wat dat betekent voor beleid. Anders dan bij andere WRR-rapporten bieden we hier niet kant en klare oplossingen voor probleem x, y of z, maar eerder een kijk- en denkwijze: waar gaat het om en wat heeft dat voor consequenties voor hoe je nadenkt over beleid?”
Van zelfcontrole naar grip: een betere verantwoordelijkheidsverdeling
“Ik was blij verrast met dit rapport,” zegt Denise de Ridder. “Daarmee speelt de WRR mooi in op wat er nu leeft, zowel in de wetenschap als in het beleid en de samenleving. Zelfcontrole – de mate waarin burgers in staat zijn hun eigen gedrag te sturen – is één van de onderwerpen waar ik me mee bezighoud. Het is belangrijk dat mensen zelfcontrole hebben; ze profiteren daar tot dertig jaar later van, zo blijkt uit onderzoek. Zij hebben veelal een beter huis, een betere baan en betere relaties dan mensen die die zelfcontrole minder hebben. Vaak dachten gedragswetenschappers dat mensen die in moeilijke sociaaleconomische omstandigheden leven, minder zelfcontrole hebben. Dat blijkt echter niet zo te zijn. Soms beschikt iemand daar wel over maar heeft hij of zij toch geen grip op het leven, of ‘mastery’ zoals het in de wetenschappelijke literatuur heet. Het idee van grip in het WRR-rapport zie ik dan ook als een mooie en noodzakelijke aanvulling op het idee van doenvermogen of zelfcontrole uit het eerdere rapport ‘Weten is nog geen doen’, al staan de bevindingen uit dat rapport nog steeds. Maar neem bijvoorbeeld de toeslagenaffaire. Het is niet altijd uit kwade wil als burgers niet handelen in overeenstemming met wat de overheid vraagt; soms kunnen ze het gewoon niet. Zelfcontrole legt bovendien veel verantwoordelijkheid bij het individu. Wat dat betreft, zou ik zeggen dat de WRR met dit rapport meer evenwicht heeft gevonden, door de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat burgers controle ervaren bij de overheid te leggen.”
Zorg dat acties van burgers ertoe doen
“De boodschap uit het rapport herken ik heel goed,” benadrukt Tom Radstaak. “De manier van denken van de WRR is voor mij niet nieuw – ik pas die al toe in mijn werk – maar het mooie is dat de raad dat denken in het rapport structureert en theoretisch onderbouwt. In het fysieke domein waar ik werkzaam ben, komen enorme uitdagingen op Nederland af, met grote consequenties voor veel mensen. Daarbij is het bovendien vaak een black box wat de overheid doet. Vanuit die urgentie is het belangrijk het gripdenken te gaan toepassen: geef mensen het gevoel dat ze bij die grote veranderingen betrokken zijn en er grip op hebben, zowel op de inhoud als op het proces. Ik hoop dat de WRR die urgentie voor beleidsmakers onderstreept zodat ze daar werk van gaan maken. Voor veel ambtenaren zal dit overigens een heel andere manier van werken zijn, waarbij ze soms ook vastlopen in de organisatie.”
“Burgers moeten het idee hebben dat hun acties ertoe doen, dat hun stem ertoe doet,” meent ook De Ridder. “Die ondertoon die ik in dit rapport proef, is ook in de psychologie belangrijk. Psychologen zijn geneigd om vooral naar het individu te kijken, terwijl de omgeving eveneens belangrijk is. Daar wijst de WRR in dit rapport terecht op. Interessant is dat het begrip ‘mastery’ al uit de jaren zeventig stamt, maar in de jaren tachtig en negentig is weggezakt. Om nu dus een revival te beleven. Daarmee biedt de WRR met dit rapport een goede tegenhanger voor de nadruk op zelfcontrole in de psychologische wetenschap van de afgelopen twintig jaar. Blijkbaar heeft de raad een goede neus voor dat soort gedragsinzichten voor beleid.”
Participatie biedt kansen maar is niet gratis
Radstaak: “In het rapport onderscheidt de WRR directe en indirecte grip. Directe grip kun je bijvoorbeeld organiseren via een participatieproces. Ik was bijvoorbeeld ooit betrokken bij een stelselwijzigingstraject voor de afgifte van rijbewijzen. Via online tools hebben we toen een raadpleging georganiseerd waarbij burgers – er deden 10.000 mensen mee die met de beleidswijziging te maken zouden krijgen – op de stoel van de minister mochten zitten. Daarbij konden we inzichtelijk maken wat het gevolg zou zijn van een bepaalde keuze. Naar aanleiding van dit traject heeft het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat enkele aanpassingen doorgevoerd in de plannen. Maar vooral gaf het doorlopen traject de deelnemers het gevoel dat ze grip hadden op de door het ministerie te maken keuzes. Dit voorbeeld laat zien dat het niet superingewikkeld hoeft te zijn om zo’n proces te organiseren. Wel moet je er altijd kwalitatieve randvoorwaarden aan verbinden om te voorkomen dat je je eigen teleurstelling organiseert of dat het schijnparticipatie wordt. En vraag je vooraf altijd af: waarom wil je zo’n participatieproces, wie is je doelgroep, waar gaat het over en waar moet het aan bijdragen? Dat soort vragen is meestal niet moeilijk te beantwoorden. De vorm van de participatie komt dan wel. Participatie is overigens niet een doel an sich. Je organiseert een zo’n proces om ergens aan bij te dragen. Bijvoorbeeld om kennis te verzamelen en zo tot een beter besluit te komen, of om een proces te structureren en te voorkomen dat het een chaos wordt. Daarnaast is participatie belangrijk voor de legitimiteit van waar je mee bezig bent.”
“Ik denk dat beleidsmakers zeker iets kunnen met dit rapport,” vindt De Ridder. “Burgerparticipatie, burgers een stem geven en mee laten denken: door gebruik te maken van het potentieel van de bevolking en collectieve intelligentie en creativiteit te waarderen, kan het vertrouwen in de overheid toenemen.”
Van een negatieve naar een positieve beleidsagenda
“Een ander voordeel van de nadruk op grip,” besluit Tiemeijer, “is dat een negatieve beleidsagenda – voorkomen dat iemand in de goot terechtkomt – verandert in een positieve beleidsagenda. Namelijk bevorderen dat burgers de mogelijkheden krijgen om de levensdoelen die zij belangrijk vinden, te realiseren en te behouden. En dat is natuurlijk waar het uiteindelijk om gaat. Dat maakt persoonlijke controle, of grip, een inspirerend concept om het beleidsdenken aan te scherpen.”