Doenvermogen versus grip
Als je mensen meer grip wilt geven op hun leven, kijk dan goed naar de inrichting van hun leefomgeving. Dat was kort samengevat de belangrijkste conclusie van een gezamenlijke conferentie van het platform Behavior & Institutions van de Universiteit van Utrecht (UU) en de WRR op 21 maart 2024. Onderwerp van de conferentie: ‘Doenvermogen en Grip’.
De term ‘doenvermogen’ werd gemunt in het WRR-rapport Weten is nog geen doen uit 2017, terwijl de term 'grip' centraal staat in het gelijknamige WRR-rapport uit 2023. In de wetenschap wordt doenvermogen meestal aangeduid als ‘zelfcontrole’ en grip als ‘waargenomen controle’. Beide zijn dus als broer en zus: twee verwante vormen van controle. Het verschil is dat het ene begrip verwijst naar de controle die mensen hebben over hun eigen gedrag, en de tweede naar de controle die zij hebben over hun omgeving. Hoe deze twee begrippen op elkaar ingrijpen was onderwerp van gesprek tussen de ongeveer 100 aanwezige wetenschappers en beleidsmakers.
Sprekers
De Duitse hoogleraar sociale psychologie Wilhelm Hofmann liet zien dat beide vormen van controle met elkaar samenhangen en elkaar ook veronderstellen. Hij betoogde echter dat psychologen zich in de afgelopen jaren te exclusief hebben gericht op alleen zelfcontrole. Hij pleitte voor meer aandacht voor hoe omgevingsfactoren beïnvloeden – of zelfs bepalen -- hoeveel iemand controle kan uitoefenen over zijn eigen leven.
Daarna was het woord aan zijn Utrechtse collega Denise de Ridder. Zij liet zien dat beide concepten weliswaar samenhangen, maar niet altijd hetzelfde gewicht in de schaal leggen. Zo blijkt uit onderzoek dat zij deed samen met haar collega Marleen Gillebaart dat lokale verschillen in gezondheid in meer of minder geprivilegieerde buurten geen verband houden met verschillen in zelfcontrole (ofwel doenvermogen) maar wel met verschillen in waargenomen controle (ofwel grip).
WRR-onderzoeker Will Tiemeijer ging vervolgens dieper in op de beleidsimplicaties. Hij pleitte ervoor de beleidsfilosofie van ‘eigen verantwoordelijkheid’ te vervangen door een beleidsfilosofie van ‘gedeelde verantwoordelijkheid’. Natuurlijk moeten mensen zelf de verantwoordelijkheid nemen voor hun leven, maar de overheid heeft ook een verantwoordelijkheid: zij moet bevorderen dat mensen zoveel mogelijk kunnen beschikken over de middelen, mogelijkheden en rechten die nodig zijn voor grip op hun leven.
Paneldiscussie
Onder leiding van Anne-Greet Keizer, onderzoeker bij de WRR en projectcoördinator en co-auteur van de WRR-rapporten Weten is nog geen doen en Grip, werd de middag afgesloten met een levendige paneldiscussie. Michael Schreuders, onderzoeker en adviseur bij de Belastingdienst en Marleen Gillebaart, universiteit hoofddocent bij de faculteit gezondheidspsychologie op Universiteit Utrecht gaven een reactie op de sprekers. Marleen Gillebaart daagde elke spreker uit hun verhaal toe toelichten met enkele prikkelende vragen en dit leidde tot een levendige discussie.
Over de rapporten
In 2017 publiceerde de WRR het rapport Weten is nog geen doen. Een realistisch perspectief op redzaamheid. Het rapport adviseert de WRR om voorgenomen beleid en regelgeving vooraf te toetsen of de regeling ‘doenlijk’ is voor burgers. In uitvoeringstoetsen moet niet alleen het perspectief van uitvoeringsorganisaties worden betrokken, maar ook het perspectief van de burgers. Zij moeten de wet niet alleen kennen maar ook 'kunnen'. Hiervoor is de Doenvermogentoets ontworpen. De kernvraag van deze toets luidt: gaat de regeling uit van realistische assumpties over de mentale belastbaarheid van burgers?
In het eind 2023 gepubliceerde rapport Grip. Het maatschappelijk belang van persoonlijke controle betoogt de WRR dat de overheid bij het maken en uitvoeren van beleid meer moet inzetten op het vergroten van de grip van burgers. Burgers moeten zoveel mogelijk kunnen beschikken over de middelen, mogelijkheden en rechten om hun levensdoelen te kunnen realiseren. Wanneer mensen onvoldoende grip op hun leven ervaren, kan dat leiden tot meer gezondheidsproblemen, eerder overlijden, meer maatschappelijk onbehagen, en mogelijk zelfs complotdenken.