De maatschappij vooruit helpen met het raadswerk
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) heeft sinds 1 januari twee nieuwe raadsleden: Andrea Evers (hoogleraar Gezondheidspsychologie van het Instituut voor Psychologie van de Universiteit Leiden en Medical Delta hoogleraar Healthy Society van de Universiteit Leiden, TU Delft en Erasmus Universiteit) en Maarten Lindeboom (hoogleraar Economie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, hoofd van de afdeling economie aan die universiteit, en kroonlid van de SER). Zij verheugen zich erg op hun werk bij de WRR.
Gedragswetenschappen centraal
“Ik voel het als een belangrijke taak om, als gezondheidspsycholoog, de gedragswetenschappen binnen de WRR te vertegenwoordigen,” zegt Andrea Evers. “De gedragswetenschappen kunnen helpen om complexe maatschappelijke vraagstukken op te lossen. Dat is niet alleen een must maar ook een kunst, want het oplossen van die problemen kost nog steeds veel moeite.”
Maarten Lindeboom is econoom. “Ik beschouw ook de economie als een gedragswetenschap. Alleen kijken economen vaak op een andere manier naar een probleem dan psychologen of sociologen.” Evers reageert: “Tien jaar geleden zou geen enkele econoom zeggen dat hij of zij gedragswetenschapper is.” Lindeboom is het daar deels mee eens. “Dat geldt vooral voor de klassieke economen. Maar ik hou me veel bezig met de arbeidsmarkt en instituties. Ik probeer de heterogeniteit in beslissingen duidelijk te maken.”
Interdisciplinair onderzoek brengt veel
Evers: “WRR-leden worden op een specifieke expertise ingevlogen, want disciplinaire verdieping blijft noodzakelijk. Tegelijkertijd vinden zij het belangrijk om die vraagstukken van verscheidene kanten te bekijken, en staan ze ook open voor die andere invalshoeken. Dat vereist een cultuur van respect voor en openheid naar elkaar en dwingt je tot samenwerken. Als je daarop bent gericht, brengt dat je veel in de zin van kennisvermeerdering.”
Lindeboom heeft tijdens zijn wetenschappelijke carrière veel monodisciplinair onderzoek gedaan: “Dat scoort makkelijk in de toptijdschriften. Vooral in het begin van mijn carrière was ik erg wiskundig bezig. Toch ben ik geen econoom met een monodisciplinaire blik. Het kan goed zijn om vanuit een bepaalde discipline naar een probleem te kijken, maar nooit zonder andere disciplines daarbij mee te nemen. Ik doe bijvoorbeeld veel onderzoek op het terrein van de zorg. Dat kan niet zonder medische tijdschriften te lezen. Het leuke van het doen van wetenschappelijk onderzoek is dat je tot nieuwe perspectieven op een onderwerp komt en iets nieuws kunt toevoegen aan wat er al aan kennis bestaat. Als academicus gaat het mij om de urgentie en importantie van onderzoek, en om de sociale relevantie ervan: wat brengt het onderzoek ons? Het mooie van de WRR is dat ik hier buiten mijn comfortzone moet stappen. Andrea is veel meer interdisciplinair geschoold; wat zij doet, vind ik heel spannend. Zo wil ik bijvoorbeeld graag meer weten over hoe mensen beslissingen nemen.”
Evers is tijdens haar wetenschappelijke carrière altijd al interdisciplinair geïnteresseerd geweest en voelt zich bij de WRR dus bij uitstek ín haar comfortzone: “In de loop der jaren heb ik een wat onderscheidend profiel opgebouwd. Door net een ander pad in te slaan dan andere psychologen heb ik grensverleggend onderzoek kunnen doen. Het aantrekkelijke van het werk bij de WRR vind ik dat je daarmee ook beleidsmakers, politici en het brede publiek nieuwe perspectieven aan kunt reiken over onderwerpen die nog niet voldoende aandacht hebben gekregen, en om bepaalde kwetsbare groepen daarin mee te nemen. En met die nieuwe perspectieven kun je disciplines vollediger maken en innovatieve oplossingen aandragen. Bijzonder is ook dat je je hier kwetsbaar moet durven opstellen. Iedereen leest de stukken immers mee en geeft daar feedback op.”
Brug tussen wetenschap en maatschappelijke problemen
“De combinatie tussen wetenschappelijk onderzoek en het toepassen van de resultaten daarvan zit in mijn DNA,” zegt Evers. “Fundamenteel onderzoek in mijn discipline is fascinerend, maar zelf maak ik ook altijd de vertaalslag naar de praktijk. Dat houdt je scherp. Bij de WRR kun je met je onderzoek het beleid beïnvloeden, en daarmee naar een hoger maatschappelijk niveau brengen. Dat vind ik aantrekkelijk. Daarvoor is complementaire kennis nodig: cijfers op basis van een enquête, maar ook gesprekken met mensen. Daarbij is het bijvoorbeeld een uitdaging om na te denken over hoe onze rapporten mensen kunnen helpen om tot een handelingsperspectief te komen. Vaak is er nog onvoldoende nagedacht over hoe beleid in de praktijk valt. Bij elke beleidsregel zou bijvoorbeeld een gedragsdeskundige betrokken moeten zijn om die beter uitvoerbaar te maken. Ook de communicatiewetenschap is daarbij cruciaal: hoe communiceer je over beleidsmaatregelen? Hoe kun je beleid concreet maken zodat het aansluit bij de beleving van burgers?”
Ook Lindeboom vindt het zijn verantwoordelijkheid als hoogleraar om de maatschappij vooruit te helpen, of daar in ieder geval een bijdrage aan te leveren: “Dat kan natuurlijk met mooie theoretische artikelen, maar bij de WRR is het bij uitstek mogelijk om na te denken over grote maatschappelijke vraagstukken en die te helpen oplossen. De vraagstukken waar ik in geïnteresseerd ben, zijn problemen als werkloosheid, vergrijzing – welke factoren zijn daarbij belangrijk en hoe spelen instituties daarop in? –, arbeidsongeschiktheid, stelselherzieningen en de evaluatie daarvan – hoe zijn die stelsels zo te finetunen dat uitkeringen bij de juiste mensen terechtkomen? Ook ben ik steeds meer met de eerste levensjaren bezig en hoe deze het menselijk kapitaal beinvloeden over de gehele levenscyclus.”
Een inspirerende eerste raadsbijeenkomst
Lindeboom: “Vanochtend hebben we onze eerste bijeenkomst met de raad gehad. Dat was hartstikke leuk en inspirerend. Iedereen brengt zijn eigen inzichten naar voren en er is een gezamenlijk besef van urgentie. Daarin vinden we elkaar. Ik denk dat de kracht van de WRR in de complementariteit van de raadsleden ligt. Bovendien valt me op dat het secretariaat hier zo goed is; dat is ook bij de Sociaal-Economische Raad het geval. Ik zie dan ook uit naar de samenwerking met de staf en met de andere raadsleden. Zij hebben veelal een andere kijk op zaken, en daar leer je van. Een van de onderwerpen waar ik mee aan de slag zou willen, is ongelijkheid in de samenleving. Mijn ouders komen uit Suriname en hebben altijd gehamerd op scholing. Ik realiseer me heel goed dat niet iedereen het zo goed heeft als ik. Dergelijke ongelijkheid is niet goed, vanuit het oogpunt van rechtvaardigheid, maar ook uit het oogpunt van efficentie; het is daarom van belang de verschillen tussen mensen te verkleinen. Preventie zou daarbij veel eerder aan de orde moeten komen. Wat in je jonge jaren gebeurt, is immers bepalend voor je latere leven.”
Evers heeft vanuit de KNAW meegewerkt aan een van de coronapublicaties van de WRR en andere adviesraden. Met die ervaring vult zij aan: “Ook de gerichtheid op de lange termijn is typisch iets van de WRR. Bovendien hebben we hier de gelegenheid om met een vraag de diepte in te gaan. In de waan van de dag kom je daar vaak niet aan toe. Het is ook leuk om zelf vraagstukken te kunnen agenderen. Ik zou bijvoorbeeld graag verder nadenken over irrationaliteit en hoe je beleidsmakers kan helpen zich ervan bewust te worden dat we allemaal rationeel gedrag vertonen en hoe het beleid hiermee rekening kan houden. We gaan vaak uit van een irrationeel denkende wereld en zelfredzaamheid van mensen, maar uit de gedragswetenschappen weten we dat dat niet zo is. In stresssituaties maken mensen andere keuzes. En tijdens de raadsbijeenkomst van vanochtend kwamen ook allemaal onderwerpen langs waarvan ik dacht: dat is mijn expertise. Fijn om daar iets in te kunnen betekenen!”