Met kleine duwtjes effect hebben
Econoom Arnoud Boot, hoogleraar Corporate Finance en Financiële Markten aan Universiteit van Amsterdam, was van januari 2013 tot januari 2023 lid van de WRR. Maar al tijdens zijn studie Economie in Tilburg maakte hij kennis met de raad, toen zijn leermeester, prof.dr. D.B.J. Schouten, het WRR-rapport Plaats en toekomst van de Nederlandse economie (1980) kritisch besprak.
Alle vakgebieden
“De WRR gaat lang terug in mijn denken. Reden om tot de WRR toe te treden was dat er een rapport moest komen over de financiële sector, bezien vanuit de samenleving. En de samenleving dat is waar de WRR voor staat, waar hij expertise in heeft. Het raadslidmaatschap vervulde ik één dag in de week.”
“Wat de WRR interessant maakt, is dat alle vakgebieden er vertegenwoordigd zijn. Daar kun je van leren. Je bestaan is immers een aaneenschakeling van leren. Zo blijf je zelf scherp. Dan moet er wel tweerichtingsverkeer zijn: waar je ook in zit, je moet er iets kunnen brengen én iets kunnen halen. En dat kan bij de WRR.”
Leren door interactie
“Leuk aan het raadswerk vond ik dan ook de discussies met de andere leden. Discussies om het land vooruit te helpen. Dat is de manier van werken bij de WRR. Mijn ervaring is dat de kleine duwtjes die je met de adviezen geeft, op een gegeven ogenblik toch effect hebben, zeker als je je blijft herhalen. Het is mijn overtuiging dat dit werk zin heeft, en dat geeft me energie. Anders kun je ook niet decennialang – inmiddels maak ik zo’n 47, 48 jaar deel uit van polderorganisaties als de SER, de Bankraad en de WRR – bezig zijn met het polderen. Interactie is daarbij van groot belang. Interactie met de andere raadsleden, met de stafleden, maar ook met de portier, met de samenleving. Tijdens de coronaperiode heb ik bijvoorbeeld kantoor gehouden in de hal van het universiteitsgebouw. Dat was dé gelegenheid om veel mensen, in allerlei functies binnen de universiteit, en vooral ook de buitenlandse faculty – zij zaten ‘opgesloten’ door corona – te spreken, en daarvan te leren.”
Een tegengeluid bieden
“De bereidheid om na te denken over maatschappelijke vraagstukken is niet gelijk over de politieke partijen verdeeld. In verhouding zijn het vooral aanhangers van D66, GroenLinks en PvdA die daar echt tijd in willen steken. Zelf ben ik niet van een bepaalde politieke partij. Ik zag het daarom als mijn rol om mensen scherp te houden, om niet te verzanden in, zeg maar, grachtengordeldenken. Dat heeft onder andere te maken met de maakbaarheid van de samenleving. Dreigde er op een bepaald moment kuddegedrag – vaak weer een advies om een nieuwe taak of verantwoordelijkheid bij de overheid te leggen –, dan bood ik een tegengeluid. Bijvoorbeeld door te zeggen dat zoiets wel het laatste is wat we moeten willen. Het is daarom van belang dat in de WRR, en zeker in de raad, mensen met verschillende achtergronden vertegenwoordigd zijn.”
De kijk op een probleem veranderen
“Er is niet één WRR-rapport van de afgelopen tien jaar dat ik eruit licht als het mooiste. Het rapport Samenleving en financiële sector in evenwicht (2016) is de reden waarom ik lid werd van de WRR. Dat rapport helpt hopelijk het modder gooien naar de financiële sector vervangen door gemeenschappelijk verantwoordelijkheid nemen. Hetzelfde geldt, naar ik hoop, voor het aankomende rapport over Onderneming en maatschappij. Het ‘afzeiken’ van grotere bedrijven is stupide: er samen uitkomen is wat telt.”
“Dat rapport uit 2016 bouwde trouwens voort op een rapport van de SER uit 2013 (Nederlandse economie in stabieler vaarwater) dat ik met een aantal collega-kroonleden heb opgesteld. Daarin lieten we zien hoeveel invloed het sociaal-economisch beleid heeft op het onstuimig groeien en het ontsporen van de financiële sector. Ook het Sustainable Finance Lab, waar ik voorzitter van was, heeft daarop gewezen. Het was bijvoorbeeld de ongebreidelde renteaftrek voor hypotheekschulden die ons wereldkampioen hypotheekschuld heeft gemaakt, met een dito grote rol voor de banken. Juist in die herhaling en in gedeelde analyses zit de kracht van het werk van de WRR en andere instituties.”
“Geld en schuld (2019) was een ander mooi rapport, over een vraagstuk dat het ministerie van Financiën bij ons heeft ‘geparkeerd’: de samenhang tussen geld en schuld en de steeds belangrijkere rol van giraal geld. En het rapport Kiezen voor houdbare zorg (2021) wordt heel veel gelezen. In dat rapport hebben we de drie grote fricties binnen de zorg op een rijtje gezet: personeel, geld en maatschappelijk draagvlak/solidariteit. Maar misschien vind ik het rapport Naar een voedselbeleid (2014) wel het beste voorbeeld. Daarin bood de WRR – het rapport was al af toen ik kwam kijken – een nieuwe kijk op de voedselproblematiek. Dat rapport heeft een goede doorwerking gehad. Juist daar ligt in mijn ogen een belangrijke rol voor de WRR: de kijk op een probleem veranderen of een groot vraagstuk agenderen dat nog niet leeft.”
Neem polderorganisaties serieus
“Mijn twee periodes bij de WRR stonden in het teken van een grote, bijna automatische maatschappelijke en politieke acceptatie van de WRR. Het waren jaren waarin de reacties op ons werk ongekend positief waren, en dat is verre van vanzelfsprekend, noch een garantie voor de toekomst. De raad moet er daarom alert op zijn dat hij op een gegeven ogenblik weer in de vuurlinie kan komen te liggen. Dus werk aan draagvlak, juist als je het hebt!”
“Overigens vind ik dat we gezegend zijn met polderorganisaties als de WRR, de SER en Bankraad. Er is altijd behoefte aan gemotiveerde mensen die meediscussiëren over de samenleving, en deze instituties brengen denkkracht bij elkaar en bieden partijen de gelegenheid om bruggen te slaan. Dergelijke instituties zijn soms wat stroperig maar de samenleving heeft hen hard nodig en zij hebben continuïteit nodig.”